Regelmatig vertellen ouders mij dat hun kind nooit of weinig vertelt over school (of wat ze bij mij in de praktijk precies hebben gedaan).
Ouders zijn geïnteresseerd in wat hun kind meemaakt en geleerd heeft, maar op de vraag: hoe was het op school? Volgt een weinig informatief ‘goed’. Wat hebben jullie gedaan dan? ‘Oh, dat weet ik niet meer’. Als dit patroon zich vaak herhaalt gaan kinderen zich ook ergeren aan die vermoeiende vragen van hun ouders. En andersom vinden veel ouders het erg frustrerend dat hun goedbedoelde betrokkenheid wordt afgehouden.
En natuurlijk zit er een oorzaak achter!
Volwassenen zijn vaak ervaren praters en de ouder is het voorbeeld van het kind. Kinderen hebben vaak het idee dat wanneer hen iets wordt gevraagd, dat ze dan gelijk het antwoord moeten weten. Dat zien ze volwassenen immers ook doen. Als ze het antwoord niet gelijk weten, dan voelt dat heel even als een faalmoment, waar kinderen zich snel uit willen redden door: ik weet het niet meer….of: buiten gespeeld (ja hèhè, dat doen ze elke dag!).
Maar als ik nu aan jou als volwassene vraag: wat heb jij gisteren precies gedaan? Dan moet je er ook even over nadenken. In gedachten ga je terug naar gisteren. Welke dag was het ook alweer? Wat heb ik toen allemaal gedaan? Met wie heb ik gesproken? Door kleine stapjes haal je je eigen dag weer voor de geest. Dat is een proces wat we gewend zijn en onbewust doen. Veel kinderen hoef je dat niet uit te leggen, die doen dat automatisch ook op die manier. Maar behoorlijk wat kinderen hebben die neiging niet uit zichzelf en zij voelen een onvermogen…een falen.
Nu kun je deze kinderen bevragen door zelf die stapjes voor hem/haar te zetten. Maar wat ik meestal doe is aan het kind vertellen dat het natuurlijk het antwoord op die vraag niet gelijk weet, want het antwoord moet namelijk nog opgehaald worden. Alsof het antwoord op de bodem van een put ligt en je er even met een touw met een emmertje naartoe moet. En onderweg bevraag je jezelf. Ik leg uit dat volwassenen dat ook zo doen, maar het al zo vaak geoefend hebben, dat je dat niet meer merkt. Daarnaast geef ik hun ouders de tip: laat zelf ook merken dat je nadenkt en stel jezelf die tussenvragen hardop, zodat je kind hoort hoe jij dat doet. Zeg eens: ‘dat is een goeie vraag! Ik ga even nadenken over het antwoord, want ik ben er nieuwsgierig naar.’ Hiermee zeg je: er is iets wat ik weet, maar nu nog niet.
En voor de goede orde: een kind wat bij mij komt voor therapie hoef je niet te bevragen op de inhoud van de sessie. Je kunt informeren, maar als een kind hier niets over wil prijsgeven, dan is dat zijn goed recht! Wij spreken elkaar weer in het volgende oudergesprek.
Comments are closed.