Jelle van zes komt bij mij, omdat hij met zijn gedrag ruzies creëert. Hij slaat graag met stokken, stoelen of wat maar voor handen is wild om zich heen. Dit “spel” kan in het dagelijks leven natuurlijk niet vaak plaatsvinden, omdat spullen in huis, Jelles broertje en de kinderen in de klas dan gevaar lopen. Jelle wordt in zijn behoefte dan ook vaak gecorrigeerd. In de praktijk kan ik Jelle die ruimte wél geven.
Jelle voelt zich erg aangetrokken tot twee plastic zwaarden en schilden. Hij heeft duidelijk het gevoel van zichzelf af te moeten slaan om zich veilig te voelen. Ik maak Jelle heel duidelijk dat het alleen bij mij mag en niet thuis of op school. Dat weet hij allang. Ik ben zijn “slachtoffer”. Met een ander plastic zwaard en schild verweer ik mij tegen zijn pittige aanvallen en ik delf heel duidelijk en onder luid gesmeek het onderspit. Mijn nederlaag onderga ik al dingen roepend als: “Help, je bent te sterk! Ik wou dat ik zoals jij was! Ik heb genoeg gezien: jij kunt alles aan!” Jelle voelt zich heerlijk.
Dit spel herhaalt zich een flink aantal keer in een aantal sessies, totdat Jelle het gevoel “ik kan de wereld aan” heeft geïntegreerd en doorleeft. We zoeken samen uit hoe hij zijn grenzen het best kan aangeven, zodat anderen ze ook respecteren en hij niet steeds boze reacties krijgt. Nu hij zich sterk voelt, hoeft hij dit niet meer steeds te laten zien en heeft Jelle ook aandacht voor andere interventies. De behoefte aan dit spel verdwijnt zowel binnen de praktijk als in het dagelijks leven en is nu omgezet in zelfvertrouwen.
Comments are closed.